SV | Toen zeide hij tot mij: De kameren van het noorden, [en] de kameren van het zuiden, die voor aan de afgesneden plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin de priesters, die tot den HEERE naderen, die allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, want de plaats is heilig. |
WLC | וַיֹּ֣אמֶר אֵלַ֗י לִֽשְׁכֹ֨ות הַצָּפֹ֜ון לִֽשְׁכֹ֣ות הַדָּרֹום֮ אֲשֶׁ֣ר אֶל־פְּנֵ֣י הַגִּזְרָה֒ הֵ֣נָּה ׀ לִֽשְׁכֹ֣ות הַקֹּ֗דֶשׁ אֲשֶׁ֨ר יֹאכְלוּ־שָׁ֧ם הַכֹּהֲנִ֛ים אֲשֶׁר־קְרֹובִ֥ים לַֽיהוָ֖ה קָדְשֵׁ֣י הַקֳּדָשִׁ֑ים שָׁ֞ם יַנִּ֣יחוּ ׀ קָדְשֵׁ֣י הַקֳּדָשִׁ֗ים וְהַמִּנְחָה֙ וְהַחַטָּ֣את וְהָאָשָׁ֔ם כִּ֥י הַמָּקֹ֖ום קָדֹֽשׁ׃ |
Trans. | wayyō’mer ’ēlay lišəḵwōṯ haṣṣāfwōn lišəḵwōṯ hadārwōm ’ăšer ’el-pənê hagizərâ hēnnâ lišəḵwōṯ haqqōḏeš ’ăšer yō’ḵəlû-šām hakōhănîm ’ăšer-qərwōḇîm laJHWH qāḏəšê haqqŏḏāšîm šām yannîḥû qāḏəšê haqqŏḏāšîm wəhamminəḥâ wəhaḥaṭṭā’ṯ wəhā’āšām kî hammāqwōm qāḏōš: |
Toen zeide hij tot mij: De kameren van het noorden, [en] de kameren van het zuiden, die voor aan de afgesneden plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin de priesters, die tot den HEERE naderen, die allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, want de plaats is heilig.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zeide hij tot mij: De kameren van het noorden, [en] de kameren van het zuiden, die voor aan de afgesneden plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin de priesters, die tot den HEERE naderen, die allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen henenleggen, en het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, want de plaats is heilig.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!